De Geuzen van de hertog van Alva en de graaf van Hoorne 1568

Graaf Philipp Montmorency von Hoorne

De opstand van de Geuzen kenmerkt het begin van een 80-jaar strijd van de Nederlandse adel om de onafhankelijkheid van de heerschappij van het Spaanse koninkrijk. Met 200 ruiters trokken ze naar het paleis van de landvoogdes Margaretha van Parma in Brussel en bracht hun eisen over met betrekking tot de vrijheid van godsdienst, de herstelling van de oude vrijheden en de afschaffing van de inquisitie. Hierbij zou een adviseur (Charles de Berlaymont) de landvoogdes toegefluisterd hebben, dat zij zich niet mocht laten intimideren door bedelaars (gueux).

Deze provocerende uitspraak leidde tot een dreigende verslechtering van de situatie, zodat de het aantal gewapende ruiters aangroeide tot 400. Zij noemden zichzelf voortaan “Geuzen” en droegen ter herkenning grijze bedelaarsgewaden en geldbeugels waarin ze geld verzamelden voor de strijd voor de vrijheid. De leiders waren Willem van Oranje, de graven Lamoral van Egmont, Heinrich van Brederode en Philipp Montmorency van Hoorne.

Toen koning Filips II van Spanje in 1567 de landvoogdes verving door de hertog van Alva, trokken de Spanjaarden met harde actie tegen de opstandelingen ten strijde en de Geuzenopstand escaleerde. Lamoral van Egmont en Philip van Hoorne werden in 1568 in het openbaar onthoofd in Brussel, waarna een 80-jarige oorlog losbarstte. De Geuzen organiseerden zich: de “Bosgeuzen”, verwoestten de dijken en lieten het land overstromen. De “Watergeuzen” vielen Spaanse galeien aan. Het was een bittere oorlog die pas eindigde met de Vrede van Westfalen in 1648. In de taalkunde staat “Geuzenwoord” vandaag nog steeds voor de omzetting van een spottend woord in een positief begrip.