De munten
van het Graafschap Bentheim

De vele deelstaten van het Heilige Roomse Duitse Rijk van de Duitse Natie oefenden het recht uit om eigen geld te maken. Vooral sinds de 17e eeuw ontwikkelde het monetaire systeem zich met een ontelbaar aantal verschillende munteenheden.

In het noordwesten van Duitsland waren de munteenheden stuivers en centen in omloop. Vanaf 1560 verwierf de eenvormige grootmunt, de rijksdaalder, steeds meer belang en de verschillende munteenheden oriënteerden zich hierop. Een rijksdaalder kwam overeen met 24 stuivers en elk 12 centen. Een rijksdaalder bevatte 29,3 gram fijn zilver en was de referentiemunt voor alle ondergeschikte munteenheden. Gedurende de 30-jarige oorlog daalde geld enorm in waarde. Zilveren munten werden gedevalueerd door het gebruik van steeds grotere hoeveelheden koper. Bovendien verslechterden ook de lagere munten (Kipper & Wipper) aanzienlijk en gingen zo verder in verval.

Rond 1750 bedroeg de Pruisische rijksdaalder nog slechts 2/3 van het originele zilvergehalte. De munten die geslagen werden in het Graafschap Bentheim droegen op de ene kant de muntwaarde en op de andere kant de afbeelding van hun landheren. De hier weergegeven rijksdaalder toont de keizerlijke adelaar en het wapen van de provincie.